- vu
- vu1 [vuu]〈m.〉1 (het) weten ⇒ kennisname♦voorbeelden:1 c'est du déjà vu • dat is niets nieuws, dat is oude koekau vu et au su de tout le monde • publiekelijk, openlijksur le vu des pièces • na inzage der stukken————————vu2 [vuu]〈bijvoeglijk naamwoord〉1 gezien2 begrepen♦voorbeelden:1 ni vu ni connu • geen haan die er naar kraait2 〈informeel〉 c'est tout vu! • dat is bekeken, een uitgemaakte zaak!¶ être bien vu • goed aangeschreven staan————————vu3 [vuu]〈voorzetsel〉1 gezien ⇒ in aanmerking genomen♦voorbeelden:1 〈dialect〉 vu que • aangezien
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.